Het gerechtshof Den Haag heeft op 23 januari 2018 een opmerkelijk arrest gewezen over de wijze waarop de schadeloosstelling moet worden begroot, die het gevolg is van een gedoogplicht op grond van de Belemmeringenwet Privaatrecht (BP).
Opmerkelijk omdat het Gerechtshof 's-Hertogenbosch in zijn arrest van 19 juni 2009 andere overwegingen hanteerde: “de BP voorziet in een (…) financiële compensatie die qua karakter en resultaat vergelijkbaar is met een door de Onteigeningswet verzekerde schadeloosstelling".
Gedoogplicht BP voor 380 kV-hoogspanningslijn
In 2009 is een rijksinpassingsplan vastgesteld, waarmee het tracé van een door TenneT aan te leggen 380 kV-hoogspanningslijn planologisch mogelijk is gemaakt. Met enkele rechthebbenden aangaande de gronden waarover een deel van het tracé loopt, is geen overeenstemming bereikt over de vestiging van een zakelijk recht, waarna de Minister een gedoogplicht heeft opgelegd. De onderhavige casus betreft de hoger beroep procedure tegen het vonnis van de kantorrechter van 21 juni 2016.
Eerste aanleg
De rechthebbenden hebben in eerste aanleg onder andere betaling gevorderd van circa € 600.000,00 plus deskundigenkosten. De kantonrechter heeft ná raadpleging van haar eigen deskundige deze vordering niet overgenomen en TenneT veroordeeld tot betaling van een bedrag van in totaal slechts € 3.635,00. De rechtbankdeskundige heeft de nadelen die het gevolg zijn van het moeten gedogen van de aanleg van het werk op genoemd bedrag begroot, gebaseerd op de periode van zeven weken waarin de strook voor de aanlegwerkzaamheden zou worden gebruikt. Schade als gevolg van het moeten gedogen van de instandhouding van het werk zal volgens hem alleen optreden bij eventuele toekomstige calamiteiten en zijn daarom buiten beschouwing gelaten.
Hoger beroep
De rechthebbenden hebben in hoger beroep bepleit dat zij recht hebben op een volledige schadeloosstelling die moet worden begroot aan de hand van het instrumentarium van de Onteigeningswet. Daarbij geven zij aan de vrije beschikking over de belaste strook verloren te zijn, onder meer omdat zij volledig afhankelijk zijn van TenneT wat betreft de vraag wat op de grond mag gebeuren. Het overige deel van het perceel (buiten de belaste strook) is als gevolg van de gedoogplicht eveneens in waarde verminderd. Ter onderbouwing van hun betoog hebben de rechthebbenden verwezen naar de Memorie van Toelichting op het wetsvoorstel Omgevingswet.
Het hof volgt dit betoog echter niet. Voor het verkrijgen van een tegemoetkoming in de schade als gevolg van het rijksinpassingsplan stond (exclusief) de weg open van artikel 6.1 Wro, welke bepaling betrekking heeft op vergoeding van planschade, zo overweegt het hof. De schade waarvoor een schadeloosstelling op grond van artikel 3 jo. 14 BP kan worden gevraagd, is uitdrukkelijk beperkt tot schade die een gevolg is van de aanleg en instandhouding van het werk. Voor een uitbreiding van de schade tot waardevermindering van de grond als gevolg van het rijksinpassingsplan is in het recht geen steun te vinden. Nu er geen sprake is van onteigening, is er evenmin grond de schade te begroten op basis van de Onteigeningswet. De Memorie van Toelichting op het wetsvoorstel van de Invoeringswet Omgevingswet biedt geen steun voor een zodanige uitbreiding.
Opmerkelijk is dat het hof daarbij geen aandacht lijkt te besteden aan het feit dat de rechthebbenden uitsluitend als gevolg van de gedoogplicht (en niet van het rijksinpassingsplan) moeten goedvinden dat de hoogspanningslijn boven hun gronden hangt. Als daardoor waardevermindering optreedt, valt niet goed te begrijpen dat die schade niet wordt vergoed. Het betreft dan geen planschade, want het rijksinpassingsplan geeft TenneT nog niet het recht om een inbreuk op andermans eigendomsrecht te maken.
Deskundigenkosten en proceskosten
Ook voor wat betreft de kosten van deskundige bijstand en rechtsbijstand oordeelt het hof dat de grondslag ontbreekt voor het trekken van een parallel met het onteigeningsrecht, nu geen sprake is van onteigening. Bij gebreke van een specifieke regeling in de BP dient aansluiting gezocht te worden bij de regeling in artikel 6:96 lid 2 BW. Het hof laat het oordeel van de kantonrechter, dat deze schade onvoldoende is onderbouwd, in stand.
Hoogspanningsdraden èn mastlocaties
Op dit moment is Paul Bakker betrokken bij een enigszins vergelijke zaak welke in behandeling is bij de Rechtbank Rotterdam. Het verschil met de bovengenoemde casus is dat in dit geval niet alleen hoogspanningsdraden boven landbouwpercelen zijn gepland maar ook mastlocaties op de cultuurgrond. Of de Rechtbank Rotterdam zal kiezen voor een andere benadering dan het Gerechtshof Den Haag en oordeelt dat er sprake is van een substantiële waardevermindering is nog de vraag. Feit is dat TenneT in deze situatie wél uitgaat van een (zij het lagere) waardevermindering en inmiddels een taxatierapport heeft overlegd. De uitspraak in deze zaak is van groot belang voor de nog op stapel staande nieuwe hoogspanningstracés, waaronder het tracé Borsele – Tilburg. Per situatie zal moeten worden bekeken of het zinvol is om in de minnelijke sfeer de vestiging van een zakelijk recht overeen te komen. Hoe dan ook is het aspect waardedaling van het overblijvende een belangrijk aandachtspunt.
Meer info? Neem dan contact op met de rentmeester in uw provincie.
Paul Bakker.
Paul Bakker is lid van Rentmeesters.nl in de provincie Noord-Brabant.